Wat is leefbaarheid?

Wat is leefbaarheid?

Er bestaat geen vastomlijnde, breed toegepaste definitie van leefbaarheid. Het woordenboek van Van Dale omschrijft ‘leefbaar’ als ‘geschikt om erin en ermee te leven’. In de beleidswereld heeft leefbaarheid veelal betrekking op de bevolking, de kwaliteit van woningen, voorzieningen en de woonomgeving. Het omvat dus verschillende sociale en fysieke aspecten in een gebied (meestal een buurt of wijk), waaraan een waardering gekoppeld wordt – soms in de vorm van een totaalscore, maar regelmatig ook in beschrijvende zin. Welke aspecten eronder worden geschaard, vanuit wiens perspectief de leefbaarheid wordt beoordeeld en langs welke meetlat, verschilt per gebied. Bovendien is de invulling mede afhankelijk van de doelen en ambities van belanghebbende partijen. Rekening houdend met de definitie van Van Dale, ligt het voor de hand om het perspectief van de bewoners en gebruikers van een buurt centraal te stellen. Wie op zoek is naar het laden en meten van de leefbaarheid in een buurt, kan niet om de beleving van bewoners heen.

Veranderende betekenis

De afgelopen twintig jaar werd duidelijk dat de betekenisgeving van het begrip leefbaarheid meebeweegt met de politiek-ideologische wind. Zo was een gangbare definitie van leefbaarheid ten tijde van het grotestedenbeleid de trias ‘schoon, heel en veilig’. Hoewel deze begrippen volgens de socioloog Abram de Swaan eerder de randvoorwaarden zijn voor een badkamer dan voor een grootstedelijke samenleving, dekken ze wel aspecten die van invloed zijn op het woongenot: een goede fysieke staat, van zowel de woningen als de publieke ruimte, en een veilig leefklimaat.

Ingegeven door de stelselwijzigingen in de volkshuisvesting en het sociaal domein, tekent zich het afgelopen decennium een verschuiving af in de betekenisgeving van het begrip. De Woningwet (2015) brengt het begrip in verband met ‘ongestoord woongenot’, maar een heldere definitie verschaft de wet niet. Zowel gemeenten als woningcorporaties brengen het begrip de laatste jaren vooral in verband met individuele problemen bij huishoudens in een buurt (‘verwarde personen’, ‘achter-de- voordeur-problematiek’ en multiproblem-gezinnen) en de mogelijke woonoverlast die daarmee gepaard gaat. Toch wordt de term ook nog steeds gebruikt als het gaat over omgangsvormen in het publieke domein; ook wordt regelmatig een verbinding gelegd met gezondheid, geluk en welbevinden.

Meten van leefbaarheid

Het ministerie van BZK meet de ontwikkeling van de leefbaarheid sinds het begin van deze eeuw met de zogeheten Leefbaarometer: een statistisch instrument gebaseerd op vijf dimensies van leefbaarheid (wonen, bewoners, voorzieningen, veiligheid en fysieke omgeving); elke dimensie is gebaseerd op 6 tot 29 indicatoren. In 2014 is het instrument herzien (Leefbaarometer 2.0) en het ministerie is momenteel bezig met voorbereidingen om het instrument opnieuw te herzien (Leefbaarometer 3.0), mede naar aanleiding van kritiek op discriminerende elementen in het instrument. De Leefbaarometer beschrijft de ontwikkeling van de leefbaarheid van alle wijken en buurten, maar het instrument verschaft geen inzicht in verklaringen voor geconstateerde patronen. Daarnaast verschaffen databronnen zoals CBS in uw buurt en de KIS Wijkmonitor inzicht in aspecten van leefbaarheid. Ook op lokaal niveau bestaan er verschillende instrumenten waarmee gemeenten systematisch de leefbaarheid van wijken in kaart brengen.

Groeiende leefbaarheidsverschillen

Eind 2016 onderzoekt Platform31 de staat van de leefbaarheid in wijken die de afgelopen decennia als kwetsbaar of problematisch zijn aangemerkt, met behulp van de Leefbaarometer. Het rapport Kwetsbare wijken in beeld (2017) laat zien dat de leefbaarheid gemiddeld genomen sinds 2002 langzaam maar gestaag verbeterde, maar vanaf 2012 stokt de stijgende lijn bij het merendeel van de wijken die begin deze eeuw bestempeld zijn als kwetsbaar of problematisch. Voor meer dan de helft van de bewoners van deze wijken was de verbetering in 2014 weer verleden tijd. Verdiepend kwalitatief onderzoek in twaalf stadswijken wijst uit dat in veel wijken bevolkingsgroepen uiteengroeien door verschillen in inkomen, opleiding, etniciteit en participatie op de arbeidsmarkt. Zowel gemeenten als corporaties en maatschappelijke organisaties verliezen het leefklimaat van kwetsbare wijken uit het oog. Gebiedsgerichte teams worden afgeschaald en visievorming is grotendeels tot stilstand gekomen.

wijkenbeleid