Soft City

Building Density for Everyday Life

Door Janneke ten Kate en Merel Ooms

In zijn boek ‘Soft City’ zet David Sim, van oorsprong Schots maar sinds lange tijd werkzaam voor Gehl Architects in Kopenhagen, zijn visie op de soft city uiteen. De soft city staat voor eenvoudige, inclusieve, soms eeuwenoude oplossingen, gericht op het prettig samenleven van mensen in steden.

Wanneer het gaat over de ontwikkeling van steden wordt er vaak gesproken over de mogelijkheden van de smart city, waarin technologische toepassingen mensen en overheden het leven makkelijker maken. Er zijn echter ook veel eenvoudigere low-tech manieren om een stad tot een prettige woonomgeving te maken. En deze zijn hard nodig nu er dichter gebouwd wordt in steden om een groeiende bevolking te huisvesten. Daarbij is het verschil dat smart city oplossingen (bijvoorbeeld een online autodeelsysteem of een app waarmee aan de gemeente kan worden doorgegeven waar vuilnis ligt) vaak werken voor het collectief, maar niet voor ieder individu, omdat het bijvoorbeeld te duur is of voor sommigen moeilijk te gebruiken. Daardoor kan het mensen buiten sluiten.

David Sim werkt in acht hoofdstukken toe naar negen criteria voor leefbare stedelijke dichtheid en illustreert dit aan de hand van vele voorbeelden in tekst en beeld. Deze criteria zijn de basiskenmerken van stedelijk ontwerp die volgens hem bijdragen aan duurzame, zelfredzame gemeenschappen met gezondere en gelukkigere mensen. Zijn vertrekpunt is zijn leermeester Jan Gehl en zijn uitspraak: “First life, then spaces, and buildings last”. Architectuur (en stedenbouw) draait dus in de eerste plaats om de mensen en de ruimte tussen gebouwen. Dit staat in sterk contrast met een generatie van ‘starchitects’ die imposante, op zichzelf staande gebouwen neerzetten. Op straatniveau kunnen deze gebouwen kil aandoen en voegen ze vaak weinig toe aan de leefbaarheid van een stad.

Van zijn negen criteria zijn er vier het meest overtuigend uitgewerkt. Deze geven bovendien het beste weer waar de visie van Sim om draait. Daarbij is er wel sprake van enige overlap tussen de criteria.

  • De eerste hiervan is het criterium diversiteit in gebouwen. Dat draait erom dat er voor een leefbare stedelijke dichtheid verschillend gevormde gebouwen in een blok nodig zijn met andere functies en onderlinge hoogteverschillen. Dit trekt diverse type mensen met verschillende woonwensen aan, wat de levendigheid vergroot. En het maakt het mogelijk om veel functies bij elkaar te hebben (wonen, werken, sporten, ontspanning), waardoor de bewoners minder tijd kwijt zijn aan reizen en meer tijd hebben voor leukere en nuttigere dingen.
  • Daarnaast is het goed als er sprake is van diversiteit in buitenruimten. Dit is het geval wanneer er bijvoorbeeld een mix is van straten met brede stoepen en groen, binnenplaatsen in gesloten woonblokken die meer rust en privacy geven, en parken of pleinen. Zo zijn er verschillende mogelijkheden voor buren of bezoekers om elkaar te ontmoeten en tot rust te komen.
  • Een kernbegrip binnen de soft city is bovendien de menselijke schaal: gebouwen en straten worden zo ontworpen dat je er prettig kunt verblijven en dat het ontmoetingen stimuleert tussen allerlei type mensen. Voorbeelden hiervan zijn dat gebouwen maximaal vier of vijf lagen hoog mogen zijn, dat de lagen in een gebouw verschillend zijn van vorm en oppervlakte waardoor iedere verdieping anders is en een andere functie kan hebben, en dat er activiteit is op de benedenverdieping (‘in de plint’), zoals een restaurant of winkel, wat voor levendigheid en interactie op straat zorgt.
  • Een ander centraal begrip in het boek is walkability oftewel loopbaarheid. Sim zegt hierbij: alle mobiliteit begint en eindigt met lopen, dus het lopen in en rondom gebouwen wil je aantrekkelijk maken. Ook de zogenaamde ‘last mile’ is juist belangrijk om te lopen want dan ontmoet je mensen. Onze collega Razia Ghauharali wees in een blog al op de positieve effecten hiervan op de sociale cohesie en veiligheid in een buurt. Deze loopbaarheid kan bijvoorbeeld worden toegepast door het ontwerpen van een licht, ruim trappenhuis met uitkijkpunten. Dit verleidt mensen tot het nemen van de trap en zorgt voor beweging. En minstens zo belangrijk is dat dit ontmoetingen stimuleert tussen buren in dat trappenhuis. Andere mogelijkheden om lopen aantrekkelijk te maken buitenshuis zijn brede en/of doorlopende stoepen waarbij wandelaars voorrang krijgen op auto’s. Daarnaast kan de stoep als platform dienen voor meerdere functies, zoals terrassen en speelplekken. Een stukje stoep in het midden van een weg om te pauzeren bij het oversteken en het ruimer maken van straathoeken om beter uit te kunnen kijken, al dit soort voorbeelden worden genoemd én getoond met foto’s. Sim noemt terecht dat het vreemd is dat auto’s vaak de meeste voorrang krijgen in een stad. Dit terwijl zij de straten het minst gebruiken en bovendien het minst toevoegen, zij rijden er immers alleen doorheen. De wandelaar heeft interactie met zijn/haar omgeving.

Deze en de andere vijf criteria van Sims soft city zijn van groot belang om in tijden van verdichting van steden niet alléén aandacht te hebben voor het huisvesten van zoveel mogelijk mensen. Het is net zo belangrijk om in het ontwerp van de stad rekening te houden met hoe mensen hier op een prettige manier in (samen) kunnen leven. Sim geeft concrete suggesties voor hoe je onder andere ontmoeting tussen mensen, ontspanning en beweging kunt stimuleren. Zodat een verdichte stad ook een leefbare stad blijft en wellicht zelfs leefbaarder doordat er meer budget is om te investeren in de buitenruimte.

Bestel