De Ruimtemakers
Projectontwikkelaars en de Nederlandse binnenstad 1950-1980
Door Jeroen van der Velden, Platform31
De verraderlijke onvermijdelijkheid van demografische cijfers op ons perspectief op de toekomst, is iets van alle moderne tijden. De snelheid van de bevolkingsgroei en de toenemende vraag naar (Rand)stedelijke woonmilieus lijkt ons alleen ruimte te laten voor één scenario, namelijk: bouwen, bouwen en nog eens bouwen, in de Randstad en snel! We vergeten vaak dat de cijfers achter trends niks meer zijn dan objectieve extrapolarisaties van de cijfers anno nu. Het is een misvatting dat deze cijfers duiden op een onvermijdelijke toekomst waar we ons op moeten voorbereiden. De demografische wetenschap geeft ons wél brandstof om na te denken over de vraag: wat voor land willen wij over x-jaar zijn? De strijd om de ruimte die na de crisis weer is losgebarsten, is een goed moment om ons deze vraag weer te gaan stellen. Laten we het gebeuren of werken we richting een ander perspectief?
In zijn boek ‘De Ruimtemakers – Projectontwikkelaars en de Nederlandse binnenstad 1950-1980’, laat Tim Verlaan zien dat de onvermijdelijkheid die we toekennen aan voorspellingen en cijfers, desastreuze gevolgen kan hebben. In 1964 voorspelde de RNP (een voorloper van de ministeries VROM & BZK) dat Nederland in het jaar 2000 twintig miljoen inwoners zou tellen, van wie 90% in de stad zou wonen. De voorspellingen over deze enorme bevolkingsgroei gecombineerd met de explosieve stijging van het autogebruik, suburbanisatie en de vraag naar kantoorruimte in de binnenstad, zorgden begin jaren 60 voor een collectieve politieke omschakeling. Alle politieke partijen waren overtuigd van het scenario van cityvorming. Soms met pijn in het hart weliswaar, maar onvermijdelijk. Grote delen van de historische binnensteden moesten wijken voor vierkante meters kantoorruimte en de negentiende-eeuwse buurten voor autosnelwegen.
We kennen de geschiedenis en weten dat deze plannen door toenemend verzet minder onvermijdelijk bleken dan politici destijds dachten. Verlaan weet ons helder en grondig uit te leggen hoe deze transitie in de maatschappij, in de hoofden van de politiek en uiteindelijk in de stedelijke omgeving tot stand kwam. Er zijn veel meer boeken over de naoorlogse stedenbouw, maar een nieuw en cruciaal thema wat deze studie toevoegt is de rol van projectontwikkelaars binnen de cityvorming in Nederland. Verlaan beschrijft de opkomst van deze nieuwe stedelijke partijen, de deals die werden gemaakt in de achterkamertjes en later de lastige taak voor de politiek om de door hun voorgangers gemaakte contracten onder druk van burgerlijk protest weer te ontbinden.
De Ruimtemakers geeft ons een nieuwe kijk op de naoorlogse geschiedenis van de ruimtelijk ordening. Het gangbare beeld van bijna staats-socialistisch gestuurde ordening van de ruimte, zoals we die hebben leren kennen in de totstandkoming van de naoorlogse wijken en steden als Lelystad, weet Verlaan met deze studie te nuanceren. Het naoorlogse verhaal van de grootstedelijke binnenstad is die van de strijd tussen het kleinschalige wonen en de onstuitbaar groeiende kantorenmarkt. De politiek liet het gebeuren uit angst voor de toekomst.
En daar ligt weer de parallel met onze huidige tijd. Over de toenemende vraag naar kantoorruimte in de binnenstad in de jaren 60 schrijft Verlaan: “Vanzelfsprekend richtten ontwikkelaars zich op locaties waar de vraag het grootst was. Dit beperkte de ruimtelijke keuzemogelijkheden van dienstverleners, waardoor vraag en aanbod elkaar in de Randstad in belangrijke mate versterkten.” Dit brengt ons terug naar de vraag: wat voor land willen wij zijn en worden? Laten we het gebeuren, oftewel spelen we vooral in op ‘de vraag van het moment’, of willen we onze kinderen een ander land nalaten?
Voor eenieder die onze naoorlogse stedelijke historie én onze huidige stad beter wil begrijpen: lees dit boek!
Bestel
Tim Verlaan, De Ruimtemakers. Projectontwikkelaars en de Nederlandse binnenstad 1950-1980, uitgeverij Vantilt, 2017.