Een klein land met verre uithoeken

Ongelijke kansen in veranderend Nederland

Door Wim Vierling

In de publicatie ‘Een klein land met verre uithoeken’ heeft geograaf en journalist Floor Milikowski haar verhalen uit de Groene Amsterdammer gebundeld waarin zij haar ongerustheid uit over de toenemende verschillen tussen kansarme en kansrijke delen van het land. Zij constateert dat “het succes van de ene plek ten koste gaat van de welvaart elders”, waardoor “Nederland verandert in een lappendeken van winnaars en verliezers”. De groeiende ongelijkheid rechtvaardigt volgens haar ingrijpen van de rijksoverheid.

Milikowski trok de afgelopen jaren door het land, sprak wetenschappers, bestuurders, ondernemers en burgers, bestudeerde een uitgebreide literatuurlijst en schreef het – met een scherp oog voor de economische geschiedenis – in een journalistiek verhaal vlot aan elkaar. De kern van haar betoog is dat het mainportbeleid op z’n retour is en de “verschillen tussen stad en land, centrum en periferie, macht en onmacht een bedreiging vormen voor de verbanden in de samenleving”. In 13 artikelen schetst zij de toestand van het land. De Drentse provinciestad Emmen is symbolisch voor de teloorgang. In de naoorlogse jaren was Emmen een succesvolle regio met een overvloed aan werkgelegenheid. Nu kampt de stad met een zwaar teruglopende werkgelegenheid en hebben de bestuurders hun hoop gevestigd op de vernieuwde dierentuin als publiekstrekker en de vezelchemie die zich moet gaan ontwikkelen tot een Europees topcentrum.

Milikowski signaleert terloops dat die verschillen er niet alleen tussen regio’s zijn, maar zich ook afspelen op buurtniveau in één stad. In de woorden van Lotte Vermeij (SCP): “kansrijke stedelingen zullen wonen in zorgzame, bruisende buurten terwijl degenen die weinig te kiezen hebben aangewezen zijn op vaak afgelegen transitiebuurten met veel problemen en weinig samenhang of organisatiekracht”. Ook de succesvolle regio’s komen in beeld, zoals bijvoorbeeld het Kenniscentrum RDM van de Hogeschool Rotterdam dat opbloeide in de oude haven en waar hoger- en middelbaar onderwijs succesvol samenwerken met het bedrijfsleven (maakindustrie) aan de transitie naar een duurzame, toekomstbestendige mainport. En in Eindhoven, de Brainport en de herbestemming van Strijp-terreinen, waar “bedrijven en de opleidingen in de regio inmiddels zo op elkaar afgestemd zijn dat er een heel specialistisch ecosysteem is ontstaan”.

Kritische opmerkingen zijn er ook te maken over het boek. De auteur gaat niet echt diep in op de problematiek en de kansen van krimpregio’s. Wel komen de grensregio’s in beeld waar de grenzen nog steeds een belemmering zijn voor de economische ontwikkeling. Verder dan het inzicht dat het Europese Interreg-beleid niet heeft gewerkt, komt de auteur niet. En het Drentse gevangenisdorp Veenhuizen krijgt met een apart hoofdstuk heel veel ruimte. Wel krijgen Nijmegen, Arnhem en Helmond uitgebreid de aandacht, economisch gezien middelmatige steden zonder ‘leading industry’. Het is jammer dat de auteur niet meer de veerkracht van krimpregio’s heeft weten te vangen in haar verhalen. En Milikowski laat – al dan niet bewust – inzichten achterwege. Wat zijn bijvoorbeeld de baten in het Noorden van Nederland geweest van de Langman-gelden, de gelden van het Waddenfonds en de compensatiegelden voor het niet doorgaan van de Zuiderzeelijn?

Wim Derksen concludeerde ooit in Trouw (2014) over de miljardeninjecties in het Noorden: “hier wordt een gebrek aan aandacht afgekocht voor veel geld, waaraan uiteindelijk niemand veel zal hebben” en “ja, er zijn ook gebieden die economisch zwak zijn. Die dat al heel lang zijn. En die niet met geld tot een florerende kenniseconomie kunnen worden omgetoverd.” Ook de meer recentelijke Regiodeals – de investeringen van het Rijk om de kracht van de regio’s te versterken – laat Milikowski buiten beeld. En ja, het is voor de overheid nu eenmaal niet eenvoudig om de verschillen in kansen tussen regio’s te verkleinen, zo laat een policy brief van het PBL uit 2019 weten. Onderzoekers van de Rabobank vroegen zich onlangs nog af of “regio’s met een geringe omvang van de economie, een laag of negatief groeitempo en een slecht ondernemerschapsklimaat wel groei moeten nastreven. Het borgen van de ‘brede welvaart’ past in die regio’s wellicht beter”. En bij brede welvaart gaat het onder meer om (het op peil houden van) de woonkwaliteit of het voorzieningenniveau. Ook helpt het de regio’s om te “diversifiëren op basis van bestaande sterkten in de economische structuur”. Volgens het PBL kan het een succesvolle strategie zijn om regio’s op nieuwe groeipaden te krijgen.

Bestel