Licht, lucht en ruimte 2.0

Deze publicatie beschrijft de impact van de herstructureringsprojecten van de wijken Deppenbroek (Enschede) en Holtenbroek (Zwolle). Beide wijken zijn gebouwd in de periode van de wederopbouw, een tijd waarin de bouwplannen van 3700 woningen – zoals in Holtenbroek – nog gemeengoed waren. Aan het eind van de twintigste eeuw voldeden de naoorlogse wijken niet langer aan de eisen van de tijd, het gaat dan vooral over de woonkwaliteit, maar ook daarmee samenhangend de sociale en ruimtelijke kwaliteit. De woningen en de openbare ruimte kampten met een beheerachterstand. De wijken hadden een negatief imago. Veel sociale huurwoningen zijn gesloopt en maakten plaats voor nieuwbouw voor een ander woningmarktsegment. De bestaande woningen werden vernieuwd. Het streven was om hiermee hogere inkomensgroepen naar de wijk te trekken. De auteurs stellen de vraag welk effect deze interventies hebben gehad op de cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van de wederopbouwwijken Holtenbroek en Deppenbroek. Zij concluderen dat na de interventies vanaf de jaren negentig het imago van de wijken wel wat is verbeterd, maar het is nog niet optimaal.

Enkele conclusies:

Over de stedenbouwkundige ingrepen

  • Bij de herstructureringsprojecten in Holtenbroek en Deppenbroek is geen expliciete aandacht geweest voor de cultuurhistorische waarden van de wederopbouwarchitectuur. Dat is opmerkelijk. Bewoners lijken daar niet zo mee te zitten. In Holtenbroek is de stedenbouwkundige structuur flink veranderd. In Deppenbroek is geherstructureerd volgens een ‘speldenprikstrategie’: de stempels (karakteristiek voor de wederopbouw) “die het meest aan vernieuwing toe waren en die het meest in het oog springen vanaf de openbare ruimte, zijn gesloopt en vervangen door nieuwbouw”.
  • Voordelen van de strategie in Deppenbroek is dat er op buurtniveau een mix is ontstaan van bestaande en nieuwe bouw. Nadeel is dat sociale ongelijkheid aan de gevel is ‘af te lezen’.
  • Deppenbroek had indertijd te maken met zes verschillende woningbouwcorporaties, die allemaal in delen van hun woningvoorraad in deze wijk fysieke ingrepen wilden plegen. Onderling hadden zij nauwelijks afstemming bij hun planontwikkeling. Programmatisch trachtte de gemeente te sturen vanuit wijkperspectief. Stedenbouwkundig was er echter geen visie op wijkniveau t.a.v. handhaving van de stempelstructuur of delen daarvan, en werden de verschillende plannen voor de deelgebieden solitair ontwikkeld.

Over het groen, een van de belangrijkste kwaliteiten van de wederopbouwwijken

  • Begin deze eeuw zijn in Deppenbroek veel initiatieven gestart. De energie die er toen was, lijkt echter weggeëbd. Medewerkers van het stadsdeel constateren dat de bevolking divers is en dat het lastig is om bewoners te bereiken en actief bij het groen in de wijk te betrekken. Daarbij lijkt het groen voor veel bewoners geen prioriteit te hebben omdat zij met allerlei achterstanden te maken hebben.
  • ​Bewoners weten vaak niet dat het onderhoud van het (openbaar) groen door verschillende partijen met elk een eigen beheerplan wordt uitgevoerd (gemeente, woningcorporaties, VVE’s). Kansen voor de toekomst liggen in de (verbetering van de) samenwerking en afstemming tussen deze partijen. Gelukkig zijn er ook bewonersinitiatieven.

Observaties

De publicatie is opgebouwd rond de onderwerpen ‘de wederopbouw in Nederland’, de karakteristieken van wederopbouwwijken Deppenbroek en Holtenbroek, de interventies, het groen en het veranderen vanuit de bewoners. Vooral dit laatste onderdeel, een tweegesprek met sociaal geograaf Erik van Marissing en architectuurhistoricus Marieke van Zanten, levert interessante observaties op over “de relatie tussen mens en ruimte in wederopbouwwijken; toen, nu en in de toekomst”.

Enkele citaten:

  • “Als het groen niet op orde is, kan het leiden tot ergernissen. Vanaf de bouw van de wijk hebben gemeente en woningcorporaties zorg gedragen voor het beheer en onderhoud. Niet verwonderlijk dus, dat bewoners zich niet direct geroepen voelen om zelf iets aan de situatie te veranderen. De plotselinge omslag naar minimaal onderhouden een iets te ambitieus appél op zelfbeheer, dragen niet bepaald bij aan begrip, laat staan aan de zo gewenste bottom-up initiatieven.” (Erik van Marissing)
  • “Doordat de maatschappij is veranderd is ook de behoefte van de mensen veranderd. Om de openbare ruimte een nieuwe functie en betekenis voor de wijk te geven, moet de invulling goed aansluiten bij de behoefte van de bewoners van nu. Thema’s kunnen zijn: gezondheid, ontmoeten, leisure en een goede verbinding (fiets-, looproute). “(Erik van Marissing)
  • “Een andere verandering die om aandacht vraagt is de gewijzigde aard van de bedrijvigheid. De oorspronkelijk opzet van wederopbouwwijken is dat de functies wonen, werken en winkelen van elkaar gescheiden zijn. Mensen werken nu anders, hebben bedrijven achter de voordeur of werken als eenpitter samen met anderen in een gedeelde ruimte. In de wijken zijn veel plekken waar dit gerealiseerd kan worden. Bijvoorbeeld in leegstaande winkels, blinde plinten van flats als de bergingen nauwelijks gebruikt worden of de parkeergarages die nu vaak te krap zijn voor de huidige auto’s. Niet alleen voor wonen, ook voor werken kan voor de bewoners de wederopbouwwijk het centrum van de stad zijn.” ( Marieke van Zanten)

De publicatie heeft enige manco’s. Door geen gebruik te maken van statistische gegevens is geen helder beeld van de ‘sociale staat’ van de wijk anno nu. Ook ontbreekt een duidelijk perspectief voor ‘Licht, lucht en ruimte 3.0’. De aangereikte oplossingen, onder andere die voor de openbare ruimte, zijn nogal vrijblijvend. Die vragen om een duidelijke concrete uitwerking.

Deze publicatie is het resultaat van het project ‘Ruimtelijke interventies in de openbare ruimte & sociale gevolgen in wederopbouwwijken’, uitgevoerd door Het Oversticht en het Verwey-Jonker Instituut.

Download

Petra Versluis (red.), Licht, lucht en ruimte 2.0, (pdf), Het Oversticht, 2015