Ontmoeten als keuze

Succesfactoren voor gemengd wonen

Wat maakt succesvolle buurten tot een succes, gerelateerd aan de samenstelling van de buurt naar inkomen, opleiding en leefstijl? Dat is de vraag die onderzoekers van de DSP-groep stellen in de literatuurstudie ‘Ontmoeten als keuze’ die zij in opdracht van corporatie Ymere hebben uitgevoerd.

‘De groeiende kloof tussen arm en rijk zorgt in steeds meer Europese steden voor ruimtelijke segregatie. Arm en rijk wonen steeds verder uit elkaar en dit kan funest zijn voor de sociale stabiliteit en de competitiekracht van steden.’ Dat is de zorgwekkende uitkomst van het Europese onderzoek ‘Socio-Economic Segregation in European Capital Cities’ dat deze week in Amsterdam werd gepresenteerd. Opvallend is dat Amsterdam de enige stad is waar de sociale menging van bevolkingsgroepen iets is toegenomen. Dat kan volgens de onderzoekers een (tijdelijk) gevolg zijn van het gering aantal verhuizingen sinds het uitbreken van de crisis. Dat een nieuwe beleidskoers voor een omslag kan zorgen, laten steden als Stockholm en Wenen zien waar in tien jaar tijd de sterke menging van rijk en arm verloren is gegaan. Pleit dat voor een vernieuwde aandacht voor een streven naar een gemenegde wijk?

Gemengde wijk als ideaal

Een gemengde wijk als mooie afspiegeling van de multiculturele samenleving, werd lang gezien als een ideaal. Al weer een jaar of 12 geleden wees de socioloog Robert Putnam in zijn publicatie ‘Better Together’ er fijntjes op dat allochtonen èn autochtonen bij menging juist terug in hun schulp kruipen. Hij noemde dit ‘schildpaddengedrag’. Zijn visie kreeg navolging in Nederland bij wetenschappers, zoals bijvoorbeeld de socioloog Jaap Dronkers en de sociaal-geografen Gidion Bolt en Ronald van Kempen. De laatste twee schreven hierover in de publicatie ‘De mantra van de mix’ (2008), waarin ze vraagtekens zetten bij het heersende mengingsideaal. ‘Etnische menging leidt tot minder vertrouwen in je buurtgenoten, minder inzet voor de wijk, minder vrijwilligerswerk en wantrouwen in de politiek’, aldus Bolt. ‘Mengen en mixen: dat idee klinkt zo mooi dat niemand het hoeft te onderbouwen’, was hun conclusie van het onderzoek naar de plannen van de 31 grootste gemeenten in Nederland. Beleidsmakers gaan er te vanzelfsprekend vanuit dat differentiatie in de woningvoorraad noodzakelijk is voor meer sociale samenhang tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Het zou leiden tot meer sociale stijgingskansen en een betere integratie van allochtonen. De verwachte effecten bleken zich in werkelijkheid lang niet altijd voor te doen. Betekende deze conclusie het einde van het ‘mengingsideaal’?

Literatuustudie brengt nuances

Recentelijk heeft woningbouwcorporatie Ymere een literatuurstudie laten uitvoeren door onderzoekers van DSP-groep naar de succesfactoren van een gemengde wijk. Anders dan eerdere onderzoeken ligt bij dit onderzoek naar menging het accent niet op etnische diversiteit maar op de sociaal economische status (SES) van de bewoners. Het blijft dicht bij de praktijk door concrete voorbeelden en aanwijzingen te geven voor de programmering en het stedenbouwkundig ontwerp. De studie brengt nuances in het debat rond gemengde wijken en draagt werkzame oplossingen aan. Een greep uit de conclusies:

  • De samenstelling van de buurt speelt een rol bij (ervaren) leefbaarheid. Een schone, hele en veilige buurt is hierbij de basis.
  • Mensen hebben graag mensen uit de eigen groep om zich heen om zich – uit de veiligheid van een groep met ‘ons soort mensen’ – te verhouden met buitenstaanders. Meng grofmazig met kleine verschillen in SES, leefstijl en levensfase
  • Uit veel onderzoeken blijkt dat ontmoeten en meer sociaal contact niet per se positief van aard zijn. Mensen met verschillende leefstijlen komen moeizaam in contact met elkaar. Ook gebeurt regelmatig het tegendeel; er ontstaan irritaties en conflicten.

‘Je huurders kennen en goed beheer is cruciaal’

De onderzoekers hebben hun bevindingen laten toetsen bij vier externe onderzoekers: Kees Leijdelmeijer (RIGO), Arnold Reijndorp, Jan Willem Duyvendak en Lex Veldboer (UvA). De mogelijkheden van corporaties om te sturen op gemengde wijken zijn volgens hen beperkt. Beter is het om de aandacht te richten op de huurders en hoe die prettig(er) kunnen samenleven. Dat kan met stedenbouwkundige ingrepen en met goed beheer. Veldboer onderschrijft de uitkomsten: ‘Mengen is goed, maar niet op alle schaalniveaus. In onderzoek is er te weinig aandacht voor stedenbouwkundige succesfactoren.’ Arnold Reijndorp wijst op de veranderende rol van corporaties, die minder ruimte laat voor grootschalige ontwikkelingen. ‘Je huurders kennen en goed beheer is dan cruciaal.’ Jan Willem Duyvendak vindt het terecht dat Ymere zich niet richt op sociale stijging. Het is immers bewezen dat gemengde wijken daar op individueel niveau niet aan bijdragen. Wel adviseert hij Ymere om scherper te formuleren hoe gemengde wijken bijdragen aan de stad. Ook Leijdelmeijer adviseert om preciezer te zijn in wat je wilt bereiken. Volgens hem is het goed om kwaliteit van de leefomgeving te onderscheiden van kwaliteit van leven. Reijndorp stuurt ten slotte op een gezamenlijk onderzoek van corporaties naar wat succesfactoren zijn in bouwen en beheren van gemengde buurten. Dat is volgens hem interessanter dan verder uitzoeken of mengen al dan niet werkt. Daar kan je toch slecht op sturen.

Ymere gaat de uitkomsten benutten voor gebiedsontwikkelingen door er samen met andere betrokkenen – corporaties, overheid en bewoners – aan oplossingen te werken.

Download

Stella Blom, Paul van Soomeren en Mia Dieters, Ontmoeten als keuze. Succesfactoren van gemengd wonen, 2015.