Sturing in ruimtelijke ordening: nu en onder de Omgevingswet

In de praktijk van de ruimtelijke ordening lopen bevoegdheden van gemeenten, provincies en Rijk door elkaar heen. Welke bestuurslaag heeft welke verantwoordelijkheden en welke instrumenten heeft deze bestuurslaag tot zijn beschikking om te sturen? Van oudsher liggen de bevoegdheden in de Wet op de Ruimtelijke Ordening uit 1962 bij de gemeente. In de praktijk bleek echter dat dit tot problemen leidde, waardoor Rijk en provincies steeds meer bevoegdheden kregen. In de praktijk is er regelmatig discussie over bevoegdheden tussen de verschillende bestuurslagen. Is het terecht dat provincies in verordeningen bepaalde zaken opnemen die gemeenten moeten overnemen? Met de Omgevingswet in aantocht, is het adagium ‘decentraal, tenzij’. Het is daarom erg actueel om te kijken naar de bevoegdheidsverdelingen. Daarom is het goed dat het proefschrift ‘Sturing in de ruimtelijke ordening door Rijk en provincies’ is verschenen. Met opvallende conclusies.

Sturingsmogelijkheden

Het proefschrift geeft een mooi overzicht van de sturingsmogelijkheden en hoe dit in de huidige Wet ruimtelijke ordening is geregeld, met een uitgebreide doorkijk naar de Omgevingswet. Bedacht moet worden dat het een ruimtelijke bestuursrechtelijk proefschrift is. Dus taaie kost voor mensen met een weinig juridische achtergrond. Eigenlijk loont het wel de (Engelstalige) samenvatting te lezen. Hierin staat beknopt omschreven wat de voornaamste knelpunten zijn. Want het is opvallend dat de algemene conclusie is dat de bevoegdheidsverdelingen helemaal niet zo duidelijk zijn geregeld. Goede aandachtspunten om rekening mee te houden voor beleids- en plannenmakers.

Verantwoordelijkheden

In het huidige recht zijn de verantwoordelijkheden niet duidelijk benoemd. Als het Rijk iets in haar belang vindt, dan is dat zo. Datzelfde geldt voor provincies. Dat kan tot behoorlijk ad hoc beleid leiden: een gemeente weet immers nooit zeker of een hogere overheid iets in haar belang vindt. Nu is de wereld niet zo eenvoudig: verantwoordelijkheden liggen soms bij verschillende overheden. De conclusie is dat zowel Rijk als provincie goed zijn toegerust voor sturing op haar eigen beleid. Doordat de afbakening niet duidelijk is omschreven, is het dus erg afhankelijk van de wijze waarop het Rijk en de provincies invulling geven aan hun bevoegdheden en mogelijkheden. Het zou mooi zijn als de onderzoeker in een vervolg kan aangeven hoe overheden dit onderling zelf goed kunnen regelen.

Omgevingswet

Onder de Omgevingswet verandert er wat betreft de sturingsmogelijkheden niet zo heel veel. Op zich is dat verrassend, aangezien bij de wet ook sprake zou zijn van een decentralisatie. Een tabel in het proefschrift laat mooi zien dat de huidige instrumenten die het Rijk en de provincie tot de beschikking hebben, in grote lijnen in stand blijven. Alleen de mogelijkheid voor een inpassingsplan vervalt. Kortom, dit proefschrift is een mooie aanleiding voor gemeenten om in gesprek te gaan met provincie en Rijk over de verdeling van de bevoegdheden, zodat er geen onnodig vertragende besluiten komen. Belangrijk uitgangspunt van de Omgevingswet is immers vertrouwen.