De Antistad
In ‘De Antistad – pionier van kleiner groeien’, geeft Neimed-onderzoeker Maurice Hermans een wenkend perspectief voor krimpende steden. De publicatie leest vlot door van kaft tot kaft en laat de lezer soms in verbazing achter. Hoe is mogelijk dat de stad Heerlen, ooit een bloeiende, jonge industriestad, in enkele decennia zo is afgegleden?
Hermans, zelf woonachtig in Heerlen, steekt zijn emotionele betrokkenheid met de stad niet onder stoelen of banken. Hij past in een traditie van actievoerende Heerlenaars die niet bij de pakken gaan neerzitten. Hij is wars van het falende bestuurlijke groeidenken en ziet de krimp onder ogen als een realiteit. Hij legt het accent op wat hij noemt ‘Heerlens laagtijdagen’, de periode na de sluiting van de mijnen die ondanks de hoopvolle beloften van minister-president Den Uyl geteisterd werden door hoge werkloosheid, enorme drugsoverlast en een krimpende bevolking.
Omslag
Hermans plaatst zijn stad in een breder perspectief, kijkt over de grenzen heen en constateert dat vooral jonge, middelgrote industriesteden het wereldwijd zwaar hebben te verduren. Het zijn deze voormalige industriesteden die de omslag naar de netwerkmaatschappij moeilijk kunnen maken. Soms lijkt Hermans zijn stad iets teveel als centrum van Nederland te zien. Heerlen als pionier van de stedelijke krimp, waar ook andere steden de komende decennia mee te maken krijgen en van kunnen leren. Hij constateert dat de “acute problemen van krimpregio’s niet worden beleefd in Den Haag” en dat oplossingen die onderzoekers aandragen vaak lege beloften blijken. Steden zonder groeimogelijkheden hebben volgens hem haast geen plek in het debat. Hij verwacht meer van solidariteit tussen de regio’s, een gedifferentieerder beleid waarin rekening wordt gehouden met de verschillen tussen groei en niet-groei. En hij ziet kansen in regionale samenwerking waardoor een efficiënter gebruik van middelen mogelijk is.
Terugbouw
Hoe fascinerend de geschiedenis van Heerlen na de sluiting van de mijnen ook is, het meest interessante deel van het boek is het laatste hoofdstuk waarin Hermans de strategie van ‘terugbouw’ beschrijft: fysiek, sociaal en mentaal. Het concept krimp – wat staat voor verlies, leegstand en teloorgang – staat volgens hem een nieuw perspectief op een “kleinere, fittere en gelukkiger stad” in de weg. Terugbouw vraagt wel om een actieve rol van bewoners en dat is soms lastig in Parkstad waar de inwoners vooral naar de overheid kijken om het ‘probleem krimp’ voor hen op te lossen.
Alhoewel Hermans geen wetenschappelijke pretenties heeft, is zijn betoog wel goed onderbouwd met een omvangrijk notenapparaat. De publicatie is rijk aan fraaie foto’s en heldere rijtjes – zoals bijvoorbeeld de 7 karakteristieken van de Antistad en de vergelijking van 7 (inter-)nationale steden – en geeft een goed inzicht in de vernieuwende denkers en wegen die de jonge industriesteden een glorend perspectief kunnen bieden.
Bestel
Maurice Hermans, De Antistad – pionier van kleiner groeien, nai010, 2016.