Wijkvernieuwing 3.0 (Groningen)

Met het coalitieakkoord 2014-2018 legde de gemeente Groningen het fundament voor het programma Wijkvernieuwing 3.0: een grootschalige aanpak waarin de gemeente sociale en fysieke opgaven in wijken gebiedsgericht aan elkaar koppelt. In 2018, het laatste jaar van de vorige collegeperiode, stemde de gemeenteraad unaniem in met de Koersdocumenten voor wijkvernieuwingsplannen voor de wijken Selwerd, Indische Buurt/De Hoogte, Beijum en De Wijert. De wijkvernieuwingsopgave wordt dus zowel collegebreed als raadsbreed gesteund.

Organische verbinding tussen fysiek en sociaal

Omdat net als veel ander rijksbeleid ook het wijkenbeleid het afgelopen decennium grotendeels is gedecentraliseerd, nam Groningen zelf het initiatief voor deze nieuwe programmatische werkwijze. Het vorige college was vastberaden om een start te maken met de wijkuitvoeringsplannen. Als deze keuzes werden overgelaten aan het nieuwe college, zou het agenderen, accorderen en opstarten van de wijkvernieuwingsplannen veel tijd vergen, terwijl in de genoemde wijken sprake was van urgente opgaven. Aanvankelijk zonder rijksbetrokkenheid, maar sinds 2019 is het Rijk weer betrokken bij de Groningse gebiedsaanpak, in de vorm van een Regio Deal en het Nationaal Programma Groningen (NPG).

De gemeente spreekt van ‘Wijkvernieuwing 3.0’, omdat ze dit programma ziet als een logisch vervolg op twee eerdere grote, door het Rijk ingezette wijkvernieuwingsprogramma’s: de stadsvernieuwing (vanaf eind jaren zestig) en het grotestedenbeleid (vaak ‘stedelijke vernieuwing’ genoemd, van midden jaren negentig tot circa 2015). In tegenstelling tot beide voorgaande programma’s is Wijkvernieuwing 3.0 volledig lokaal gestuurd. Ook in de stadsvernieuwing en de stedelijke vernieuwing probeerden overheden de verbinding tussen het sociale en het fysieke domein te verstevigen, maar dit kwam niet altijd vanzelfsprekend tot stand. De vorige twee ‘golven’ staan in het collectieve geheugen vooral bekend als het ‘stapelen van stenen’ om de binnensteden en de naoorlogse wijken op te knappen.

Wethouder Roeland van der Schaaf legt uit dat deze derde golf in twee opzichten afwijkt van de eerdere wijkvernieuwingsprogramma’s: “Ten eerste is de motor en urgentie van de huidige wijkvernieuwing anders: om de klimaatcrisis het hoofd te bieden moeten de Groningse wijken vergaand verduurzaamd worden. Omdat we in de praktijk willen leren hoe we dit kunnen doen, hebben we eerst vier wijken aangewezen. Ten tweede komt de verbinding tussen het sociale en het fysieke domein nu meer organisch tot stand dan vroeger. Met de decentralisaties heeft het sociaal domein een prominentere positie in de gemeente verworven. De wijkvernieuwing biedt de kans om beide domeinen op een meer organische wijze met elkaar te laten optrekken, door nieuwe, programmatische werkwijzen op te bouwen.” Stiksma beaamt dat het sociaal domein onlangs flink op de schop is gegaan: “Bij gebiedsgericht werken past geen one-size-fits-all-mentaliteit, daarom is de uitvoeringsorganisatie vanuit Directie Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) nu gebiedsgericht en meer programmatisch ingericht. Nu werkt zowel het fysieke als sociale domein gebiedsgericht, wat aansluiten bij elkaars opgaven een stuk natuurlijker maakt omdat het operationele schaalniveau hetzelfde is.”

Wijkkompas en nulmeting

In de vorige coalitieperiode (2014-2018) is de gemeentelijke organisatie voorbereid om gebiedsgericht en integraal in de Groningse wijken aan de slag te gaan. Wijkkompassen werden benut om zicht te hebben op de specifieke situatie en de opgave en om de uiteindelijke keuze voor vier wijken te verantwoorden. Wijkkompassen zijn het statistische instrument van de gemeente om aan de hand van ‘harde en zachte’ data te laten zien hoe een wijk ervoor staat. De wijken waar negatieve tendensen (bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid en sociale en fysieke omstandigheden) zich clusterden, zijn geprioriteerd in Wijkvernieuwing 3.0. De Wijkkompassen dienen tegelijkertijd als nulmeting voor de gemeente; in een later stadium kunnen ze gebruikt worden om de resultaten van de aanpak te monitoren.

Klein beginnen

De gemeente koos ervoor om in vier wijken te beginnen met het verduurzamen van woningen en gelijktijdig sociale en fysieke opgaven aan de verduurzaming te koppelen. Men wilde klein beginnen omdat de aanpak ‘behapbaar’ moet blijven en omdat de financieringsmogelijkheden niet oneindig zijn. Om deze grote ambities waar te maken, heeft de gemeente de afgelopen twee jaar veel tijd en aandacht geïnvesteerd in het aanhalen van de partnerschappen met woningcorporaties en andere maatschappelijke partners die actief zijn in de wijk. Op verzoek van de Raad en mede dankzij bijdragen van het Rijk (Regio Deal Groningen Noord) en het Nationaal Programma Groningen zijn er in 2020 wijken aan de lijst van wijkvernieuwingsgebieden toegevoegd (Vinkhuizen, Paddepoel en Lewenborg).

In het rapport Werken aan opgaven in de wijk onderzocht Platform31 Wijkvernieuwing 3.0 en formuleerde geleerde lessen van de Groningse wijkaanpak:

Collegebreed gedragen visie op integrale gebiedsaanpak

Groningen is met Wijkvernieuwing 3.0 een van de aansprekende voorbeelden wat betreft integrale, gebiedsgerichte wijkaanpakken in Nederland. Een kenmerkend aspect is dat het zwaartepunt van de Groningse aanpak bij de gemeente ligt: met een bestuurlijk breed gedragen, integrale gebiedsgerichte aanpak nam de gemeente het voortouw. Vervolgens werden de samenwerkingen met corporaties en andere partners opgebouwd. Het vorige college heeft hiervoor het fundament gelegd. Met de Regio Deal en het Nationaal Programma Groningen is er hernieuwde betrokkenheid vanuit het Rijk. Maar de essentie van Wijkvernieuwing 3.0 ligt nog steeds bij de gemeentelijke organisatie en hoe deze opnieuw wordt ingericht om gebiedsgericht werken te stimuleren.

Positionering Sociaal Domein

Meer dan voorheen heeft het sociaal domein een sterke positie in de gebiedsgerichte aanpak verworven. In Groningen is hard gewerkt om de aandacht voor beide domeinen gelijk te trekken en er een gelijkwaardige samenwerking van te maken. Dat is nodig, omdat de wijkaanpak anders te veel verweven is met duurzaamheidsopgaven die vooral fysieke ingrepen behoeven en er op sociaal-maatschappelijk vlak opgaven blijven liggen. Volgens de geïnterviewden begint ook dit met een zorgvuldige positionering op bestuurlijk niveau: wethouders van beide domeinen trekken samen de kar. Dit werkt stapsgewijs door in de organisatie: op elk niveau is afvaardiging van beide domeinen geborgd. Vanuit het bestuur wordt uitgedragen dat beide domeinen gelijkwaardig zijn in de aanpak: dit vergt doorzettingskracht van de wethouders en de organisatie eronder.

Effectieve gebiedsgerichte teams

Een ander aspect van de Groningse aanpak waar andere gemeenten van kunnen leren, is hoe de gebiedsgerichte werkwijze op wijkniveau is vormgegeven: met (vanuit de verschillende programma-afdelingen) integraal samengestelde gebiedsteams. Deze werkwijze is niet zozeer eigen aan Wijkvernieuwing 3.0, maar bouwt voort op de eerdere wijze van wijkgericht werken. In de geprioriteerde wijken zijn wijkvernieuwingsteams opgesteld die naast de reguliere gebiedsteams opereren. Niet alleen werken de verschillende gemeenteafdelingen hierdoor efficiënter met elkaar samen, ook weten deze teams goed wat er speelt in de wijken en wat er leeft onder bewoners. Bewoners zien de gemeente als één entiteit; zij willen een eenduidig antwoord. Door het perspectief van bewoners centraler te stellen, ligt het ook sneller voor de hand om opgaven aan elkaar te koppelen. Dit vergt veel van de organisatie: extra inzet en samenwerking tussen afdelingen kost tijd en geld. De veronderstelling is dat deze inzet zich later terugbetaalt: het toekomstbestendig maken van wijken en het weerbaarder (en dus kansrijker) maken van hun bewoners moet op termijn lagere maatschappelijke kosten opleveren.

Mentaliteit en enthousiasme van betrokkenen

Een andere les die uit Wijkvernieuwing 3.0 kan worden getrokken is de impact van bevlogen en vastberaden bestuurders, directeuren, programmaleiders, managers en uitvoerders. Ook de gemeenteraad is een belangrijke aanjager, wat bijvoorbeeld blijkt uit de breed aanvaarde raadsmotie voor de uitbreiding van vier naar zeven wijkvernieuwingswijken. De gemeente Groningen is zonder extern geld of sterk gereguleerde samenwerkingsverbanden, maar mét hoge ambities begonnen aan de wijkvernieuwing. Dit is ook te danken aan de mentaliteit en het enthousiasme van de betrokkenen: zij zijn pragmatisch en willen liever vandaag beginnen dan morgen. Zij durven buiten bewandelde paden te treden en houden van innoveren. De aanpak bestendigen binnen de organisatie en samenwerkingsverbanden smeden kreeg prioriteit, extern geld aantrekken was van latere zorg. Verschillende geïnterviewden wijzen op het vertrouwen dat ze kregen van het college om het programma Wijkvernieuwing 3.0 uit te vinden en in de praktijk te brengen. Mede dankzij deze instelling is een veelbelovende basis gelegd voor een derde golf van wijkvernieuwing, die daadwerkelijk integraler van opzet is dan de twee voorgaande golven.

Het Rijk helpt

Verschillende geïnterviewden wijzen erop dat de problematiek in Groningen Noord hardnekkiger is dan in de rest van de stad, waardoor een tweedeling in de stad dreigt te ontstaan. De gemeente lijkt, dankzij de samenwerking met partners in de stad en recent ook met het Rijk, goed op weg om hier een stokje voor te steken. De betrokkenen van Wijkvernieuwing 3.0 geven aan dat de steun van het Rijk essentieel is om een solide, langlopende gebiedsaanpak te kunnen realiseren.

Meer lezen over Wijkvernieuwing 3.0 en andere gebiedsgerichte organisatiemodellen?

Dit praktijkvoorbeeld is onderdeel van het rapport Werken aan opgaven in de wijk (november 2020).

groningen-selwerd-k