Sociale vernieuwing (1985-1995)

Eind jaren tachtig en begin jaren negentig groeit in Nederland de kritiek op de stadsvernieuwing. Voornaamste tegenwerping is dat ondanks betere woningen, de kwaliteit van de buurt als geheel niet wezenlijk verbetert. De stadsvernieuwingswijken blijven zich handhaven aan de onderkant van de woningmarkt. De kritiek luidt dat de klassieke stadsvernieuwing te eenzijdig georiënteerd is op de aanwezige lage inkomensgroepen. Meer en meer ontstaat het besef dat er meer gedifferentieerd moet worden gebouwd, onder andere om de selectieve migratie van mensen met hoge inkomens uit de stad te kunnen beteugelen. Zij kunnen in de oude wijken geen geschikte woning vinden. Verder is er kritiek op het te fysieke karakter van het stadsvernieuwingsbeleid. De technische kwaliteitsachterstanden in de voor- en naoorlogse woningvoorraad worden wel weggewerkt, maar niet de sociaaleconomische problemen. Problemen zoals werkloosheid, schoolverzuim, vandalisme, criminaliteit en spanningen tussen groepen blijven bestaan.

Aanpak sociale problematiek

De discussie over de dreigende tweedeling in de samenleving is daarmee geboren, met als gevolg het ontstaan van een tweesporenbeleid. Enerzijds wordt ingezet op versterking van de economische structuur van steden door middel van stedelijke revitaliseringprojecten. Doel is het versterken van de concurrentiepositie van de stad en bevorderen van haar uitstraling. Anderzijds start het beleid voor ‘Probleemcumulatiegebieden’ (PCG-beleid). Inzet van dit beleid is door middel van gebiedsgericht beleid en sociaaleconomische maatregelen de sociale achterstanden in steden te verminderen of op te heffen. In de jaren negentig wordt dit beleid verder uitgewerkt tot wat wordt genoemd ‘de sociale vernieuwing’. De nadruk ligt hierin op het ‘wegscholen’ van mensen uit de werkloosheid, versterken van de sociale cohesie en tegengaan van verloedering en vervuiling van de woonomgeving door de bewoners meer bij de buurt te betrekken. De wijken worden zo opnieuw onderwerp van sociaal-pedagogische, emancipatoire politiek. De stadsvernieuwing had daar juist afscheid van genomen.

DSC 2050