Vraag en antwoord woonwagenbeleid

Mensenrechtelijk kader

Vraag 2b: Welke arresten en overwegingen van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zijn bepalend geweest voor de mensenrechten van woonwagenbewoners?

In opeenvolgende rechtszaken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), de rechtelijke instantie die toeziet op naleving van het EVRM, heeft de betekenis van dit recht voor woonwagenbewoners zich steeds verder uitgekristalliseerd. In verschillende uitspraken heeft het EHRM geoordeeld dat bewoning van een woonwagen essentieel onderdeel is van de cultuur en traditie van woonwagenbewoners. En dat de overheid juist deze cultuur moet beschermen. Dit betekent ook dat de overheid het mogelijk moet maken om volgens deze cultuur te leven en rekening moet houden met de woonbehoefte van woonwagenbewoners in de ruimtelijke ordening.

De volgende arresten en overwegingen zijn bepalend geweest:

  • Bij het eerste arrest over woonwagens doet het EHRM uitspraak over dat een woonwagen kan aangemerkt worden als een woning en daarmee onder de bescherming van artikel 8 EVRM (recht op eerbiediging van privé- en gezinsleven) valt. Met deze uitspraak wordt een belangrijke basis gelegd (Buckley/Verenigd Koninkrijk, 1996).
  • Bewoning van een woonwagen is onderdeel van de cultuur van reizigers als etnische groepering. Het is dus essentieel voor deze groep om in een woonwagen te wonen. De overheid heeft een positieve verplichting om minderheidsgroep te erkennen en te faciliteren (Chapman/VK, 2001).
  • De overheid heeft een positieve verplichting om het woonwagenleven mogelijk te maken. Het EHRM heeft bepaald dat het ‘recht’ op het leven in een woonwagen niet afhankelijk is van de vraag of men daadwerkelijk rondtrekt. (Connors/VK, 2004).
  • Het is niet van belang of een woonwagenbewoner in een reguliere woning heeft gewoond, zolang de intentie bestond om terug te keren naar het woonwagenleven. Het mag een woonwagenbewoner niet verweten worden dat hij sociale huisvesting afwijst, omdat deze niet overeenkomt met zijn levensstijl (Stenegry and Adam/Frankrijk, 2007).
  • In 2013 (Winterstein/Frankrijk) heeft EHRM uitspraak dat woonwagenbewoners een minderheidsgroep zijn met een culturele identiteit die bescherming verdient van de overheid. Volgens het EHRM is het leven in een woonwagen in familiair verband een essentieel onderdeel van de cultuur van Roma, Sinti,‘reizigers’ en rondreizende kermis- en circusexploitanten. En juist deze cultuur moet door mensenrechten beschermd en gefaciliteerd worden door de overheid. Niet alleen het recht op eerbieding van de woning maar juist ook privé- en familieleven staat op het spel. Het recht op privé- en familieleven leidt tot een positieve verplichting voor de overheid om het woonwagenleven te beschermen en mogelijk te maken. Alleen wanneer de overheid deze positieve verplichting voldoende nakomt, is het privé- en familieleven van woonwagenbewoners gewaarborgd. (Winterstein/Frankrijk, 2013).
  • De woonwagenleefstijl heeft ook betrekking op sociale- en familieverbanden. Het samenleven in familieverband is onderdeel van de cultuur van woonwagenbewoners (Yordanova en anderen/Bulgarije, 2014)
  • Huisuitzetting van Roma is slechts proportioneel indien de overheid zorg draagt voor passende herhuisvesting (Bagdanovicius/Rusland, 2016)

Een belangrijke uitspraak van het EHRM was het Chapman/VK arrest in 2001. Daarin heeft het EHRM de uitspraak gedaan dat bewoning van een woonwagen onderdeel is van de cultuur van reizigers als etnische groepering. Het is dus essentieel voor deze groep om in een woonwagen te wonen. De overheid heeft de positieve verplichting om de cultuur van deze minderheidsgroep te erkennen en te faciliteren (Chapman/VK, 2001). Hiermee is de basis gelegd voor wat in het Winterstein/Frankrijk arrest uit 2013 als algemene mensenrechtelijke beginselen staan.

In navolging van het Chapman/VK arrest heeft het EHRM in het Winterstein/Frankrijk arrest de uitspraak gedaan dat woonwagenbewoners een minderheidsgroep zijn met een culturele identiteit die bescherming verdient van de overheid. Het woonwagenleven en het samenleven in familieverband wordt gezien als onderdeel van de identiteit en traditie van woonwagenbewoners, ook wanneer dit leven niet meer nomadisch is. Belangrijke toevoeging van deze uitspraak is dat niet alleen het recht op eerbieding van de woning, maar juist ook het privé- en familieleven op het spel staat. Om deze reden is er ook een positieve verplichting voor staten om het woonwagenleven te faciliteren, ze moeten het dus in regelgeving, beleid en ruimtelijke planning mogelijk maken om volgens de woonwagencultuur te leven. Alleen wanneer de overheid deze positieve verplichting voldoende nakomt, is het privé- en familieleven van woonwagenbewoners gewaarborgd (Winterstein/Frankrijk, 2013, par. 148.)

Woonwagens Schiedam LR