3.3 Bevolkingsontwikkeling in Nederland

3.1 Inleiding

De afgelopen 150 jaar kende Nederland een spectaculaire bevolkingsgroei, die langzaam maar zeker afvlakt (afbeelding 1). Telde dit land in 1850 slechts 3 miljoen inwoners, zo is dat anno 2021 opgelopen tot 17,4 miljoen. De verwachting van het CBS is dat dit oploopt tot 18 miljoen in 2026 en tot 20 miljoen in 2063. Opvallend is dat er alternatieve prognoses zijn, zoals van Eurostat (2019) of de Verenigde Naties (2019), die er vanuit gaan dat de Nederlandse bevolking al eerder haar piek bereikt en vervolgens zal dalen. De studies van Eurostat en de VN komen uit op beduidend lagere bevolkingsaantallen (respectievelijk 17,8 en 17,1 miljoen) voor het jaar 2050. Deze verschillen komen voort uit uiteenlopende inschattingen van de omvang van migratie en de ontwikkeling van de levensverwachting. De studie Verkenning Bevolking 2050 (2021) schetst acht bevolkingsvarianten voor 2050. De varianten laten zien hoe de omvang en samenstelling van de bevolking naar leeftijd en migratieachtergrond in 2050 afhangen van ontwikkelingen in migratie, geboorte en levensverwachting in de komende dertig jaar. Hoewel er veel onzekerheden zijn, is Nederland in 2050 vermoedelijk ‘’drukker, diverser en dubbelgrijs’’. In de acht scenario’s voor 2050 loopt de totale omvang van de bevolking uiteen van 17,1 tot 21,5 miljoen.

Huishoudens en vergrijzing

Op 1 januari 2020 telde Nederland bijna 8 miljoen huishoudens. Volgens de meest recente huishoudensprognose van het CBS zal dit aantal in 2050 zijn toegenomen tot 8,8 miljoen. Het aantal huishoudens groeit sneller dan het aantal inwoners, omdat het gemiddeld aantal personen per huishouden daalt. Eén van de belangrijkste trends van de demografie in Nederland is echter vergrijzing. In de Verkenning Bevolking 2050 (2021) laten Nidi en CBS zien dat het zeer aannemelijk is dat het aandeel ouderen zal blijven toenemen en dat het aandeel van de bevolking in de werkzame leeftijden krimpt. In 1950 was minder dan 8 procent van de bevolking 65 jaar of ouder. In 2018 is dit percentage al opgelopen tot 19,4 procent en er is een stijging voorzien tot 25 procent in 2035. Tot 2040 zet de vergrijzing nog door en daarna zal het aandeel ouderen heel geleidelijk afnemen, verwachten PBL en CBS. De potentiële beroepsbevolking van Nederland (de populatie tussen 20 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd) zal de komende jaren snel groeien als gevolg van het verhogen van de AOW-leeftijd en na het jaar 2024 geleidelijk stabiliseren.

Bevolkingsontwikkeling-in-krimpregios-cbs
Afbeelding 2: Bevolkingsontwikkeling in krimpregio’s (x 1.000), 2000-2040. Bron: CBS, 2019

Regionale bevolkingsontwikkeling

Wanneer we de bevolkingsontwikkeling op regionaal niveau bekijken, zien we grote verschillen tussen regio’s. Sinds de jaren ’90 kampt een toenemend aantal Nederlandse regio’s met bevolkingsdaling. De meest recente demografische studies naar krimpgebieden van het PBL en CBS (2019) en van ABF Research (2018) verwachten dat de trend van regionale bevolkingsdaling zal doorzetten. In afbeelding 2 is de (geprognosticeerde) bevolkingsontwikkeling van de krimpregio’s over de periode 2000-2040 weergegeven. De figuur laat zien dat het bevolkingsaantal in de meeste krimpregio’s daalt. Een sterke daling wordt verwacht in de Eemsdelta (-25,2 procent over de periode 2000-2040), Parkstad Limburg (-13,8 procent) en de Achterhoek (-12,2 procent). Maastricht-Mergelland vormt volgens CBS de uitzondering met een groei van 3,9 procent. Dat wordt echter weersproken door de prognoses van ABF Research, die ook voor deze regio (in ieder geval voor de periode 2018-2030) bevolkingsdaling voorziet. De ontwikkelingen in de krimpregio’s staan daarmee haaks op de landelijke trend van bevolkingsgroei.

Als gevolg van huishoudensverdunning komt een daling van het aantal huishoudens op minder plekken voor dan een daling van het inwonertal. Over de periode 2018-2035 wordt alleen in regio Delfzijl en omgeving een huishoudensdaling van meer dan 5 procent verwacht. Met de tijd krijgen ook andere regio’s echter met huishoudensdaling te kampen. Over de periode 2035-2050 zullen in totaal negen COROP-regio’s (het analyseniveau dat CBS en PBL hanteren) een daling van minstens 2,5 procent gaan beleven, allen aan de randen van het land.

De krimp komt echter het sterkste tot uiting in de geprognosticeerde vergrijzing. Alle Nederlandse regio’s vergrijzen, maar deze ontwikkeling gaat aan de randen van het land sneller dan in de Randstad en de verwachting is dat dat de komende jaren zo blijft (zie afbeelding 3). Zeeuws-Vlaanderen is begin 2018 de meest vergrijsde regio met 25 procent 65-plussers. Ook in het noorden, de Achterhoek en in Limburg wonen relatief veel ouderen. In de krimpregio’s zal de vergrijzing de komende decennia sterk doorzetten als gevolg van een lage natuurlijke aanwas. In 2035 zal Delfzijl en omgeving de meest vergrijsde regio zijn met bijna 34 procent 65-plussers. Ook in veel van de andere krimpgebieden zal in een groot deel van de gemeenten het aandeel 65-plussers in 2035 boven de 30 procent liggen. Na 2040 neemt de vergrijzing licht af en worden de regionale verschillen in vergrijzing kleiner. Het Nidi (2021) constateert overigens een trend dat gebieden buiten de Randstad (zoals Drenthe en de Achterhoek) er door verhuizingen meer zestigers bij krijgen. Dat duidt op een voorkeur voor landelijke woonomgevingen bij deze doelgroep. Deze trend kan de bevolkingskrimp in de regio’s afremmen, maar tegelijk bijdragen aan snellere vergrijzing.

Aandeel-65-plussers-per-COROP-gebied-PBL-CBS-2019
Afbeelding 3: Aandeel 65-plussers per COROP- gebied. Bron: PBL / CBS, 2019

Ook de ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking in krimpgebieden staat haaks op de landelijke trend. Naar verwachting krimpt de beroepsbevolking tot 2035 in diverse regio’s aan de Duitse grens, vooral in Limburg en Groningen al met meer dan vijf procent. Gemeenten met een krimpende potentiële beroepsbevolking kennen doorgaans ook een dalend bevolkingsaantal en vergrijzing.

Corona en regionale bevolkingsontwikkeling

Over het algemeen wordt aangenomen dat de coronamaatregelen door de overheid van 2020-21 invloed hebben op het verhuisgedrag van mensen. De verwachting dat meer thuis werken ook na corona gebruikelijker zal zijn dan daarvoor, zou tot gevolg kunnen hebben dat mensen bereid zijn een grotere woon-werkafstand te accepteren. Het CBS (2021) constateert dat verhuisbewegingen over de periode 2015-2020 steeds meer op regio’s buiten de Randstad zijn gericht. Vanuit de Randstad verhuizen steeds meer mensen naar de ‘intermediaire zone’ (regio’s die grenzen aan de Randstad) en naar de ‘nationale periferie’, waar alle krimpgebieden toe behoren. De verhuisbewegingen in omgekeerde richting blijven ongeveer gelijk, waarmee het saldo doorslaat in het voordeel van de regio’s buiten de Randstad. In 2020 is de toename van het positieve migratiesaldo van de nationale periferie ten opzichte van de Randstad wat sterker dan in de jaren ervoor, wat kan duiden op een effect van de corona-maatregelen. Bij vijftigers en zestigers is de sterkste toename te zien in verhuisbewegingen naar regio’s buiten de Randstad. Het gaat het meest om stellen zonder kinderen, maar ook bij gezinnen met kinderen is deze trend waarneembaar. Vooral regio’s in Gelderland, Drenthe en Limburg groeien. Onduidelijk is hoe duurzaam deze trend is en wat de implicaties hiervan zijn. Blijft meer thuiswerken inderdaad gangbaar en wat betekent dat voor deze ontwikkeling; hoe omvangrijk kan dit worden? Welke groepen verhuizen het vaakste naar de periferie en wat zijn de sociaaleconomische implicaties hiervan voor de krimpgebieden?

Bevolkingsomvang-en-bevolkingsgroei-volgens-het-CBS
Afbeelding 1: Bevolkingsomvang en bevolkingsgroei volgens het CBS, Nederland, 1850-2017 (Nidi, 2019)