- kennisvanstadenregio
- Kennisdossiers
- Kennisdossier Bevolkingsdaling
- 2.2. Bewustwording: Eerste Actieplan Bevolkingsdaling (2009)
Inhoud
- Bevolkingsdaling: wat is het?
- Beleid voor bevolkingsdaling: een korte geschiedenis
2.1 De krimp bestrijden
2.2 Bewustwording: Eerste Actieplan Bevolkingsdaling – 2009
2.3 Programmering en uitvoering: Tweede Actieplan Bevolkingsdaling – 2016
2.4 Provincies
2.5 Gemeenten - Bevolkingsontwikkeling en prognoses
3.1 Inleiding
3.2 Drijvende krachten achter bevolkingsontwikkeling
3.3 Bevolkingsontwikkeling in Nederland
3.4 De zeggingskracht van prognoses
3.5 Onwaarschijnlijkheden en scenario’s
3.6 Conclusie - Ontwikkelingen per domein
4.1 Wonen
4.2 Gezondheid en zorg
4.3 Onderwijs
4.4 Regionale economie en arbeidsmarkt
4.5 Bereikbaarheid - Praktijkvoorbeelden
5.1 Aanpak huisartsentekort
5.2 Toekomstgericht bouwen in Biggekerke
5.3 Zelfrijdende shuttlebus bij Ommelander ziekenhuis
5.4 Toekomst wonen in Beltrum
5.5 Gefaseerde strategie voor de herontwikkeling van Rolduckerveld
Contact
2.2. Bewustwording: Eerste Actieplan Bevolkingsdaling (2009)
Met het eerste Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling: Krimpen met kwaliteit probeerde het ministerie van Binnenlandse Zaken in 2009 de regio’s bij te staan in deze overgang van ontkenning en bestrijding naar acceptatie. De Vereniging Nederlandse gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de rijksoverheid sloegen middels dit gezamenlijke actieplan de handen ineen.
De juiste aanpak is volgens de auteurs gericht op samenwerking binnen regio’s en stelt zich ten doel de ongewenste effecten van krimp te beperken en kwaliteit aan het gebied toe te voegen. De focus verschuift daarmee van degenen die vertrokken zijn en degenen die elders wonen naar de bestaande inwoners en bedrijven: hoe voorkomen we dat zij ook vertrekken? De auteurs benoemen drie inhoudelijke pijlers – wonen, voorzieningen en economische vitaliteit en arbeidsmarkt – en komen samen met de regio’s voor elke pijler met aanbevelingen en acties voor zowel de korte als lange termijn. In de eerste plaats richten zij de aandacht vooral op de topkrimpregio’s Parkstad Limburg, Noordoost Groningen en Zeeuws Vlaanderen. Het beleid in regio’s als de Achterhoek, Midden Limburg en Noord Friesland was meer gericht op het anticiperen op de aanstaande bevolkingsdaling. De acties op de lange termijn richtten zich op een structurele aanpak van krimp, kennisdeling en het krimpbestendig maken van instrumenten, bijvoorbeeld door een meldpunt regelknelpunten op te richten.
Het Actieplan voorzag de volgende rolverdeling tussen de verschillende overheidslagen:
- Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de aanpak van (negatieve) gevolgen van bevolkingsdaling;
- Provincies hebben een aanjagende functie en regierol;
- Het Rijk heeft een inhoudelijke rol en een procesrol. Het Rijk vulde dit onder andere in met het programma Bevolkingsdaling waarin zij werken aan agenda- en visievorming en het bevorderen van bewustwording bij regio’s die te maken hebben of krijgen met bevolkingsdaling.
Uit het Actieplan ontstond daarnaast een experimentenprogramma Bevolkingsdaling. Platform31 begeleidde veertien experimenten in krimpregio’s om nieuwe aanpakken te ontwikkelen voor het omgaan met bevolkingsdaling. Veel van deze experimenten hadden betrekking op de woningmarkt of ruimtelijke kwaliteit. Procesinnovatie en een toenemende (bestuurlijke) bewustwording van het probleem waren belangrijke opbrengsten van deze ronde.
Tot slot was er gedurende de periode 2011 tot en met 2015 een tijdelijke maatstaf in het gemeentefonds vanwege de mogelijke transitiekosten waarmee krimpgemeenten geconfronteerd worden als gevolg van de bevolkingsdaling. Met deze ‘krimpmaatstaf’ werd jaarlijks ongeveer €11 miljoen verdeeld over gemeenten met bevolkingsdaling in Groningen, Limburg en Zeeland.
Het Actieplan heeft ‘de krimp- en anticipeerregio’s vooruit geholpen, in het bijzonder wat betreft bewustwording, agendavorming en samenwerking’. Zo luidde de conclusie van twee beleidsevaluaties uit 2014 (Haartsen, 2014). De betrokken onderzoekers adviseerden om een selectie te maken in het aantal krimp- en anticipeergebieden, op basis van het criterium huishoudensdaling. Huishoudensdaling, vaak gecombineerd met andere problematiek, vergroot namelijk de urgentie en zwaarte van de opgaven, aldus het team. Daarmee kwam het aantal krimpregio’s op negen en het aantal anticipeerregio’s op elf. In een aparte evaluatie, specifiek gericht op de activiteiten van ministerie zelf, werd echter een gebrek aan focus gesignaleerd. Die is wel nodig gezien de beperkte financiële middelen in combinatie met de omvang van de opgaven. De auteurs adviseerden deze focus aan te brengen door bijvoorbeeld het aantal regio’s of de fasen in het proces die worden ondersteund te beperken.