Schulden in de koopsector

Het aandeel woningbezitters van wie de woning onder water staat, is fors afgenomen. Onderzoek van de Amsterdam School of Real Estate wijst uit dat er in het derde kwartaal van 2012 circa 800.000 huishoudens met potentiële restschulden zaten. Het CBS komt zelfs op ruim één miljoen, 30 procent van het aantal huizenbezitters met een hypotheek in Nederland. In 2013, toen de huizenprijzen het laagst waren sinds het begin van de crisis in 2008, waren er diverse regio’s waarin meer dan veertig procent van de koopwoningen onder water stond. Anno 2017 is dat in geen regio meer het geval. Toch zijn er nog steeds veel regio’s met name in de minder stedelijke gebieden, waar meer dan vijftien procent van de koopwoningen onder water staat. (Bron: ESB. Lenen om te wonen). Uit analyses van het CBS blijkt daarom dat het risico op restschulden het hoogst is onder tweeverdieners die in 2007 of 2008 een huis kochten. Ruim een derde van hen heeft in 2008 een hypotheek hoger dan de woningwaarde (bron: CBS) Onder ouderen staan nauwelijks hypotheken onder water. Wel hebben ze, als dit toch het geval is, hogere restschulden dan jonge huishoudens (Schilder & Conijn, 2012 & 2013).

De belangrijkste reden voor deze afname van het aantal woningen dat onder water staat, is dat na de daling van de huizenprijzen sinds de crisis in 2008 de prijzen weer zijn gestegen. Na de crisis stegen de prijzen het meest in de grote steden, waardoor daar het aantal onder water staande woningen het meest daalde. Ook leverde vrijwillige aflossingen een rol. Sinds 2013 was 10 procent van de woningen die boven water kwam het gevolg van vrijwillige aflossingen.
Feitelijk is het onder water staan van een woning pas een probleem als woningeigenaren hun huis gaan verkopen. Zolang ze niet verhuizen hebben ze geen schuld. De crisis en nieuwe hypotheekregels hebben echter effect op de bestedingsruimte van woningeigenaren, waarvan de gevolgen inmiddels aanzienlijk zijn.

DSC 1872